P
==
P Persiflage zn, vr, (meervoud -s), daterend uit 1781 en afgeleid van het Latijnse sifilare (sissen, fluiten) en het Franse persiflage van per (door en door) en sifflage van siffler (fluiten, iemand uitfluiten)
1) bespotting door nabootsing met sterke overdrijving van een of meer trekken van het voorbeeld
1a) spotternij door karikaturale uitbeelding
2) (toneel)stuk dat een persiflage inhoudt
==
Abigail schrok wakker toen het logboek op de grond viel.
‘Ook goeiemorgen.’
Nog suf pakte ze het logboek op, stofte het af en trok het schilderkloffie aan dat ze de week ervoor had gedragen, een licht geruit shirt en een kakibroek vol verfspetters. Ze ging op zoek naar Lotties romannetje, vond het in de werkkamer en ging aan de eetkamertafel zitten met het idee dat ze tijdens haar ontbijt zou lezen voordat ze in huis aan de slag zou gaan.
Het verhaal van de erfgename en de piratenkapitein werd vervolgd en elk hoofdstuk eindigde in een climax van verraad, een zwaardgevecht of een achtervolging op de hoge golven. Toen er een gevecht plaatsvond tussen de armada onder bevel van de verloofde van de erfgename, een geniepige graaf, en de bende zeebonken van de piraat, voelde Abigail een steek van pijn in haar maag. Het was al voorbij lunchtijd. Er was een flink stuk van de dag verstreken. De voorspelbare roman bleek onverwacht onderhoudend.
Abigail at een bekertje yoghurt terwijl het verhaal in sneltreinvaart en beladen met sentimentele bijvoeglijk naamwoorden en vurige werkwoorden werd vervolgd. De graaf stond op het punt de geliefde piratenkapitein van de erfgename in een beschutte inham te laten vermoorden toen er buiten een claxon klonk. Door het raam aan de voorkant zag Abigail de pick-up van Nat op haar oprit staan.
‘Net nu het zo spannend is.’
Ze sloot het boek en stond te snel op, waardoor ze duizelig werd. Ze had zo lang gezeten dat haar benen nu sliepen. Abigail sloeg tegen haar dijbenen en ging beurtelings op haar tenen en haar hakken staan om de bloedstroom in haar benen te stimuleren. Er werd weer geclaxonneerd.
‘Ik kom eraan,’ riep ze naar buiten. Met tintelende benen schuifelde Abigail tree voor tree naar beneden.
Nat keek haar aan vanuit de cabine van zijn pick-up. ‘Heb je je gestoten?’
‘Een blessure door te lang lezen.’
Hij begreep het niet en leek daar ook geen behoefte aan te hebben. ‘Heb je eten bij je?’
‘Waarom?’
‘Dit gaat wel even duren. Misschien krijg je wel honger.’
Abigail liep weer het huis binnen en mopperde: ‘Hoe kan ik nou weten dat ik eten mee moet nemen?’
Ze maakte haar boterham klaar en pakte een appel. De enige zak die ze had om het in mee te nemen was een grote papieren zak uit Merles winkel.
Nat trok zijn wenkbrauwen op toen ze instapte. ‘Je hebt een flinke eetlust, zo te zien.’
Ze reden zwijgend het eiland over. Afgezien van versleten leren stoelzittingen en wat zand op de vloer zag de pick-up er verbazingwekkend netjes uit. Aan het achteruitkijkspiegeltje bungelde een papieren dennenboompje.
‘Wat?’ zei Nat. ‘Je dacht zeker dat het naar vis zou stinken.’
‘Zoiets,’ bekende Abigail.
‘Je weet wat ze zeggen over vooroordelen. Meestal kloppen ze niet.’
Abigail zou grif hebben toegegeven dat ze het op diverse punten mis had gehad wat Nat Rhone betrof, eentje uitgezonderd: zijn manieren.
‘Meestal,’ zei ze dan ook.
Het noordwestelijk deel van het eiland was volstrekt vlak en begroeid met laag struikgewas. Nat reed een hobbelig, ongemarkeerd pad op. Na een paar honderd meter kwam het pad uit op een open plek, met daarover verspreid een verscheidenheid aan boten in diverse stadia van reparatie. Een handvol buitenboordmotoren lag op B-2-blokken en een beschadigde roeiboot deed dienst als vergaarbak voor allerlei onderdelen. Er weigerde gras te groeien op de open plek. Het onkruid was echter hardnekkiger en stak zijn kop door een reusachtig anker heen, dat naast een zwaar beschadigde jol lag.
Tussen de open plek en de oceaan erachter stond een gepotdekseld huis met een spanen dak. De oude verf was er afgekrabd, maar er waren nog sporen zichtbaar van de vorige kleur – roodachtig beige – waardoor het huis er verwaarloosd uitzag. Nat had gezegd dat hij de voorbereidingen al had gedaan, wat met gemak een paar honderd dollar gekost kon hebben. Hij moest er dagen mee bezig zijn geweest. Abigail vroeg zich af hoeveel hij Duncan Thadlow schuldig was.
De deal die ze met Nat had gesloten leek haar nu oneerlijk. Hij hoefde alleen maar een paar meubelstukken te verplaatsen, terwijl zij een veel grootser karwei had aangenomen.
‘Wacht niet op een uitnodiging,’ zei hij tegen haar, en hij stapte uit. Abigail volgde.
Voor de deur van het huis stond een man met een dichte bruine baard die tot op zijn borst reikte. ‘Goeiemiddag, Nat. Kom je het schilderwerk afmaken?’
‘Dat komt wel klaar.’ De onschuldige vraag van de man streek Nat tegen de haren in. Hij leek er niet trots op om een schuld in te lossen met werk in plaats van met contant geld.
‘Wie is je assistente?’ vroeg Duncan.
‘O, ja, dit is...’
‘Ik ben Abigail. Of Abby. Wat u wilt.’
Ze wilde Nat haar naam niet horen zeggen. Dat zou hun afspraak te persoonlijk maken, alsof ze vrienden waren in plaats van kennissen-omdat-het-toevallig-zo-uitkwam.
‘Aangenaam kennis te maken. Roep maar als jullie iets nodig hebben. Behalve hulp dan,’ zei Duncan met een stalen gezicht toen hij terug naar binnen ging.
Nat verspilde geen seconde en zei: ‘Pak een ladder. We beginnen bovenaan en werken naar beneden.’
‘Je zegt het maar.’
Abigail haalde een ladder uit de laadbak van de pick-up terwijl Nat de bussen verf meenam.
‘Sorry, vergeten.’ Hij pakte de ladder van haar over en zette hem tegen het huis.
‘Wat, vergeten?’
‘Die ladder is zwaar.’
‘Had jij het net niet over vooroordelen?’
‘Ik dacht dat je misschien nog last had van je “blessure door te lang lezen”. Het is verre van mij om de heer uit te hangen.’ Nat verwijderde de deksels van twee grote bussen grondverf en gaf haar een kwast.
‘Heb je nog tips?’ vroeg Abigail.
‘Tips?’
‘Over hoe het moet.’
‘Je pakt gewoon de kwast in je hand en je doet zo.’ Hij begon te schilderen.
‘Altijd een genoegen om van een professional te kunnen leren,’ zei ze in een poging de laatste klap uit te delen.
Hij negeerde haar. Zij deed hetzelfde. Het zou een lange middag worden.
==
De zonnige, windstille dag werkte in hun voordeel. De grondverf was gemakkelijk op te brengen en droogde snel. Abigail wilde dat ze haar radio mee had gebracht. Stilte wanneer ze alleen was, vond ze geen probleem. Stilte met Nat Rhone erbij was onbehaaglijk.
Toen de stilte haar te veel werd, stelde Abigail een vraag. ‘Hoe zit het met de achterkant van het huis?’
‘Duncan heeft de spanen er afgehaald. Er zaten termieten in.’
‘Gaat hij ze vervangen? Het wordt al gauw winter en...’
‘Dat moet je hem vragen,’ snauwde Nat.
Eikel.
Beiden gingen door met verven. Ze werkten vanaf de zijkanten naar het midden van het huis. Toen ze elkaar daar tegenkwamen, keek Abigail op haar horloge. Er was een uur verstreken.
‘Dat ging best snel,’ zei ze, meer tegen zichzelf dan tegen hem.
‘Twee handen zijn beter dan een.’
‘Bedoel je niet: vier handen?’
‘Ik weet niet hoe het met jou zit, maar ik kan maar met één hand tegelijk schilderen.’ Hij pakte zijn ladder en zijn bus verf en liep naar de andere kant van het huis.
Eikel.
Ze deden die kant al net zo snel.
‘Wil je de voorkant doen voor we pauzeren om te eten of erna?’
‘Ervoor. Ik heb nog niet zoveel honger, als je dat soms wilt vragen,’ antwoordde Abigail.
‘Dat was niet wat ik wilde vragen, maar ik vind het prima.’
Eikel.
Ze hielden afstand van elkaar door ieder op een hoek van de voorkant van het huis te beginnen. Het werd een wedstrijd tussen hen, met als doel als eerste de voordeur te bereiken. Abigail hield Nat vanuit haar ooghoek in de gaten. Ze wist dat hij hetzelfde deed. Hij had het voordeel van sterkere armen terwijl zij meer snelheid wist te ontwikkelen. Al snel waren ze nog maar een meter van de voordeur verwijderd. Abigail bereikte die als eerste.
‘Klaar?’ vroeg ze tevreden.
‘Nu wel,’ zei hij beledigd. ‘Laten we eten.’
Abigail haalde de grote papieren zak uit Nats pick-up. Hij kroop achter het stuur en opende een koelbox.
‘Ga je hier zitten eten?’
‘Waarom niet?’ antwoordde hij.
‘Misschien is het prettiger om buiten te eten.’
‘Ik ben al buiten vanaf zonsopkomst.’
‘Nou, ik ga buiten eten.’
‘Dat moet je zelf weten.’
Eikel.
Ze ging op het trapje voor Duncans huis zitten en schudde de zak leeg. De karige boterham was platgedrukt en ze had vergeten de appel te wassen. Bovendien had ze verzuimd iets te drinken mee te brengen, en ze had een ongelooflijke dorst.
‘Niet veel eten voor zo’n grote zak,’ riep Nat door het raampje aan de passagierskant. ‘Heb je geen drinken meegebracht?’
‘Normaal denk ik er wel aan een thermoskan mee te nemen als ik iemands huis ga schilderen. Dat moet me deze keer ontschoten zijn.’
Abigail was zelden onbeschoft. Nat Rhone haalde het slechtste in haar naar boven.
‘Ik heb wel een extra blikje frisdrank.’
Abigail liep naar de auto en nam het blikje van hem aan. ‘Bedankt,’ zei ze kortaf, waarna ze terugliep naar het trapje.
Ze aten zonder nog iets tegen elkaar te zeggen. Nat tuurde naar het water. Zij staarde naar de grond. Haar boterham was dan wel geplet, maar hij smaakte heerlijk. Intense honger maakte van de simpele boterham met kalkoen een feestmaal.
‘Daaraan merk je dat je uitgehongerd bent,’ mijmerde ze.
‘Hoezo dat?’
‘Als zelfs een gemangelde boterham verbijsterend goed smaakt.’
‘Hoe kun je nou niet beseffen dat je honger hebt?’
Hij was op ruzie uit. Abigail voelde het.
‘Je kunt iets voelen zonder je er volledig bewust van te zijn,’ pareerde ze.
‘Dat betwijfel ik.’
‘Ben jij nooit uitgeput geweest en toen toch maar doorgegaan omdat je wat je deed zo leuk vond dat je er niet mee wilde stoppen?’
‘Dat is niet hetzelfde,’ antwoordde hij tussen twee happen door.
Nat zat haar op te jutten. Abigail weigerde daarin mee te gaan en koos ervoor over te stappen op een onderwerp waarover hij misschien niet zo snel zou gaan kibbelen.
‘Duncan moet heel wat reparaties voor je hebben uitgevoerd als je hem moet terugbetalen door zijn hele huis te schilderen.’
Nat nam een slok van zijn frisdrank. ‘Hanks boot moest worden gerepareerd na het ongeluk.’
‘Ongeluk? Bij de steiger? Ik dacht dat hij dronken was.’
‘Het was een ongeluk,’ corrigeerde hij haar vinnig.
‘Dat is niet wat ik heb gehoord.’
‘Dan heb je het verkeerd gehoord.’
‘Het is niet jouw boot. Hij is van Hank, dus waarom...’
‘Het waarom gaat je niets aan. Je bent nog maar net op Chapel Isle. Denk je dat je alles al doorhebt? Je begrijpt helemaal niets van deze plaats of deze mensen. En je weet helemaal niets van mij.’
‘Hmm, laat me eens raden. Die stoere-jongens-act is een dekmantel voor het gevoelige, verdrietige jongetje dat zich achter de façade van de beruchte Nat Rhone schuilhoudt. Spaar me, alsjeblieft. Want jij weet ook helemaal niets van mij en het enige dat ik over jou weet is dat je een vreselijke klootzak bent.’ Ze gooide de rest van haar boterham opzij. ‘Waar is de verf? Ik wil dit zo snel mogelijk afmaken.’
Abigail pakte een blik bruingrijze verf uit de laadbak van de auto, liep naar een zijgevel van het huis en begon te schilderen. Het portier van de pick-up ging open. Ze hoorde dat Nat zijn ladder helemaal naar de andere kant van het huis droeg. Haar handen beefden zo dat ze nauwelijks het blik verf open kon krijgen en ze begon bijna te huilen.
Je hoeft het alleen maar vol te houden tot het eind van de dag. Nog maar een paar uur.
Toen herinnerde ze zich de andere helft van hun afspraak. Nat zou de meubels met haar versjouwen. Het zou het waard zijn de antieke meubels in de kelder te laten staan als dat betekende dat ze geen seconde langer met hem hoefde door te brengen.
Ze ontmoetten elkaar aan de voorkant van het huis, allebei met hun eigen ladder sjouwend, en maakten kort oogcontact voor ze weer aan het werk gingen. Dit keer was het niet zozeer een wedstrijd tussen hen onderling als een race om de klus af te krijgen.
Later bracht Nat de laatste streek verf aan en zei: ‘Ik maak thuis de kwasten wel schoon. Laad je spullen maar in de auto, dan kunnen we gaan.’
‘Ik kan ze ook wel schoonmaken.’
‘Ik zei toch dat ik het zou doen.’
‘Jij bent de baas.’
Duncan kwam naar buiten toen Nat het deksel op het laatste verfblik deed. ‘Is dit een cadeautje voor mij?’ Hij wees met de punt van zijn laars naar de appel die Abigail op het trapje had achtergelaten. Ernaast lag haar half opgegeten boterham op de papieren zak. Ze ruimde snel op.
‘Maak je niet druk. Je mag altijd eten voor me achterlaten,’ merkte hij op, en hij klopte op zijn buik.
‘Uitstekend gedaan,’ zei Duncan, die van de ene kant van het huis naar de andere liep. ‘Alleen zal mijn vrouw nu wel gaan zeuren dat ik de tuin op moet ruimen. Zeg, jullie zijn een prima team. Misschien moeten jullie samen een zaak beginnen.’
Abigail en Nat keken elkaar even aan. Hij trok zijn pet dieper over zijn hoofd en verborg zich daarachter in plaats van antwoord te geven.
‘Ik moet echt terug naar de vuurtoren.’
‘Tuurlijk. Blij kennis met je te hebben gemaakt, Abby.’ Duncan stak haar zijn hand toe. Ze schudde hem, hoewel haar vingers brandden doordat ze urenlang de verfkwast had vastgehouden.
‘Hiermee is je rekening vereffend,’ zei hij tegen Nat. ‘Die van jou en Hank, bedoel ik.’
Nat bedankte hem en stapte in. Abigail deed hetzelfde en daarna reden ze zwijgend terug over het eiland. Hij stopte bij de vuurtoren en Abigail stapte snel uit.
‘Wat doen we met de meubels?’ vroeg Nat.
‘Laat maar zitten.’
‘Wat? Nee. Ik hou me aan mijn deel van de afspraak.’
‘Wat jij wilt. Vandaag ben ik te moe.’
‘Oké, dan kom ik morgen. Hank is niet helemaal lekker. Hij wil niet uitvaren. Ik kan ’s ochtends hier zijn.’
‘Zoals ik al zei, wat jij wilt.’
Abigail ging naar binnen en gooide de deur dicht, harder dan haar bedoeling was. Daarna zakte ze langs de deur naar beneden en begon ze te huilen, ook harder dan ze had bedoeld.